Onderstaand is een artikel van Franca Damen, advocaat Damen Legal.
Gepubliceerd op francadamen.com
Op 7 februari 2020 is een nieuwe Kamerbrief over de voortgang van de stikstofproblematiek gestuurd. Deze Kamerbrief gaat over maatregelen in de landbouw en een verdere impuls van de gebiedsgerichte aanpak. De Kamerbrief bevat ook enkele gewijzigde inzichten.
De belangrijkste punten uit de Kamerbrief van 7 februari 2020 zijn naar mijn mening de volgende:
Hieronder volgen de hoofdlijnen van de Kamerbrief.
In de landbouw komen er maatregelen voor stoppers en voor blijvers.
Voor stoppers wordt € 350 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het Rijk. Dit bedrag is bedoeld om veehouders die willen stoppen gericht op te kopen. Dit is onderdeel van het gebiedsproces.
Voor blijvers wordt € 172 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag is bedoeld voor innovatieve, brongerichte verduurzaming van stallen.
Om de innovatieve, brongerichte verduurzaming van stallen te ondersteunen, wordt het ontwikkelen van nieuwe technieken gestimuleerd. Het gaat om technieken die alle schadelijke emissies in samenhang en brongericht reduceren en in de kringloop houden. Bovenop deze technieken kunnen innovatieve end of pipe technieken worden gebruikt. Deze mogen het risico op stalbranden echter niet vergroten en geen negatieve consequenties hebben voor dierenwelzijn.
Om investeringen in nieuwe technieken mogelijk te maken, wordt een subsidieregeling geopend. Het betreft de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv). Deze subsidieregeling bestaat uit twee subsidiemodules.
De innovatiemodule wordt naar verwachting in april 2020 opengesteld. De investeringsmodule is eind mei/juni 2020 voorzien.
Om innovatie te versnellen, werkt het kabinet ook aan meer ruimte in de regelgeving. Hiervoor wordt onder andere een wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij voorbereid. Ook wordt er een Taskforce Versnelling Innovatieproces ingesteld.
Er wordt gewerkt aan verschillende maatregelen voor de landbouw, waaronder de volgende.
Extensivering, verplaatsing en minnelijke verwerving van veehouderijen vinden plaats in de gebiedsprocessen.
Andere perspectiefvolle maatregelen die het kabinet ziet, betreffen het verminderen van eiwit in het voer (wat mogelijk is op grond van de Spoedwet aanpak stikstof), het vergroten van weidegang en het emissiearmer uitrijden van mest. Deze maatregelen zijn gericht op de melkveehouderij. In de varkenshouderij en de pluimveehouderij is het verminderen van eiwit in het voer ingrijpender. Bovendien zijn in deze sectoren de afgelopen jaren ook al stappen gezet.
Voor de varkenshouderij is het Programma Vitale Varkenshouderij het uitgangspunt voor de stikstofaanpak. Hierin neemt de sector ambitieuze maatregelen die leiden tot een forse reductie van ammoniak. Daarnaast zal de ammoniakemissie in de varkenshouderij fors afnemen door de Subsidieregeling sanering varkenshouderij. Het kabinet wil de ontvangen aanvragen van varkenshouderijen die aan de eisen voldoen honoreren.
De stikstofruimte die vrijkomt bij het opkopen van veehouderijen, wordt in samenwerking met provincies ingezet. De stikstofruimte kan worden gebruikt voor:
Eerder heeft de minister aangekondigd dat extern salderen met veehouderijen pas mogelijk is nadat de Meststoffenwet daartoe is gewijzigd. Bij verkoop van ammoniakrechten ten behoeve van extern salderen zouden namelijk de bijbehorende productierechten (dier- en/of fosfaatrechten) worden ingenomen.
Hiervan wordt nu afgezien. Bij verkoop van ammoniakrechten door private partijen worden de bijbehorende productierechten niet ingenomen. Productierechten zijn dan nog vrij verhandelbaar en kunnen worden gebruikt door een veehouder die hiervoor emissieruimte heeft in zijn natuurvergunning.
Als de overheid veehouderijen opkoopt, zullen de bijbehorende productierechten wel worden ingenomen en doorgehaald.
Extern salderen met veehouderijen moet op korte termijn gestart kunnen worden. Ongerichte en ongecontroleerde opkoop van veehouderijen moet hierbij worden voorkomen. Daarom zal extern salderen plaats moeten vinden binnen de gebiedsgerichte aanpak.
Op die manier kan vrijkomende stikstofruimte ook effectief worden ingezet. Een initiatiefnemer moet de depositie die hij veroorzaakt, op ieder gebied (ieder hexagoon) mitigeren. Om dat te bereiken via het opkopen van bedrijven zullen in veel gevallen meerdere bedrijven moeten worden opgekocht, terwijl een initiatiefnemer per bedrijf vaak lang niet alle vrijkomende stikstofruimte nodig heeft. Daarom is het effectiever om benodigde en vrijkomende ruimte met elkaar te verbinden als onderdeel van het gebiedsproces. Provincies hebben daarin een sturende rol.
De minister zet zich ervoor in om verleasen mogelijk te maken. Een ondernemer kan een deel van zijn niet benutte stikstofruimte in zijn vergunning op tijdelijke basis beschikbaar stellen aan een andere initiatiefnemer (privaat, publiek). Het verleasen van stikstofruimte kan alleen aan activiteiten die tijdelijk stikstofdepositie veroorzaken en niet aan activiteiten die permanent stikstofdepositie veroorzaken.
Voor verleasen gelden vergelijkbare eisen als voor extern salderen. Dit betekent dat:
Hierbij moet wel gegarandeerd worden dat de verleasde ruimte niet dubbel wordt gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door dit vast te leggen in een overeenkomst. Die overeenkomst wordt dan overgelegd bij de aanvraag van de natuurvergunning door de initiatiefnemer die stikstofruimte nodig heeft.
Overeenkomstig het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’ heeft de minister met de provincies afgesproken om beweiden en bemesten niet vergunningsplichtig te maken. Hierop kunnen enkele uitzonderingen bestaan, bijvoorbeeld als het grondgebruik structureel is veranderd. Deze uitzonderingen zullen in beeld worden gebracht.
De komende periode staan in ieder geval de volgende punten nog op de ‘stikstofagenda’: